Ik mocht even de pauzeknop van de verkiezingscampagne indrukken. Met de “Vrienden van het In Flanders Fields Museum” ben ik vijf dagen mee geweest op hun Slagveldreis 2012. Elk jaar wordt een ander front uit de Eerste Wereldoorlog bezocht, wordt gezocht naar oorzaken en gevolgen van de  (meestal dramatische) gebeurtenissen van bijna 100 jaar terug, naar de politieke en geostrategische motieven, naar de geschiedenis van die kleine man in die grote oorlog. Met Piet Chielens als gids wordt oorlog een heel menselijk verhaal en wordt de haast hallucinante minachting van de grote beslissers voor een mensenleven onherroepelijk blootgelegd. 

Het werd een unieke ervaring, niet alleen omwille van de historische waarde, maar ook omdat een schitterende groep gelijkgestemde en geïnteresseerde mensen de reis hebben meegemaakt.  Oorlog trekt mensen uit elkaar, de herinnering eraan brengt mensen bijeen. 
 
Ditmaal ging de reis Italiëwaarts, naar het front van de Piave en
de Dolomieten. Vandaag is dit een fascinerende streek met hallucinant mooie uitzichten in de bergen. Voor wie er moest vechten in de oorlog was het een oord van verschrikkelijke ellende in de kou en de ontbering. Wie niet door vijandelijk vuur werd getroffen, legde er dikwijls door uitputting het bijltje bij neer. En steeds weer treft mij het gemak waarop politieke leiders en militaire bevelvoerders met mensenlevens omgaan. Zij sturen jonge militairen naar het front, ook wanneer er zo goed als geen kans is op overleven. En nadien tellen zij de kadavers, en hopen dat de vijand meer slachtoffers te verduren heeft. Op grote landkaarten tekenen zij strategische spelletjes uit, als bij Risk, maar dan in het echt. En de soldaten zijn de pionnen, die vallen bij duizenden.
  
Na de oorlog richten zij dan groteske en gigantische monumenten 
op –en in het Italië van Mussolini reikte de grootheidswaan echt tot de hemel- en vragen respect voor de doden. Maar hadden de leiders van toen meer respect voor het léven getoond, vooral het leven van hun eigen soldaten, dan waren die lelijke monumenten op de Monte Grappa, in Quero en Pederobba, nooit nodig geweest. 

Deze slagveldreis deed bij mij weer dezelfde vragen rijzen: is er dan werkelijk geen beter middel te bedenken om conflicten te beheersen dan die georganiseerde massamoorden op jonge mensen, van de ene kant en de andere kant van het front ? zijn er geen andere oplossingen mogelijk, wanneer onderhandelen niet meer baat ? is oorlog eigenlijk niet het duidelijkste exponent van het meest primitieve in de mens: het bewust uitmoorden van de andere mens, genoemd de “vijand”? 
 
Ik ben blij dat Ieper als Vredesstad deze thematiek op de voorgrond plaatst. Dit is misschien niet direct “gemeentelijke materie”, maar na hetgeen hier een centennium geleden is gebeurd, is en blijft het onze plicht om constant aan die waanzin van de oorlog te herinneren. Ook daarom zijn de dagelijkse Last Post en het In Flanders Fields Museum meer dan broodnodig.
Louis-Paul Boon zou zeggen: “om de mensen een geweten te
schoppen”.

.
 
Foto
Een mooie loopbaan heeft hij achter de rug. Hij was schepen, volksvertegenwoordiger, burgemeester, minister, gouverneur. Vandaag moet hij als Commissaris-Generaal de herdenking van 100 jaar WO1 voorbereiden voor de nationale regering.

Ik ben fier op wat mijn broer Paul heeft bereikt. Maar boven alles, wat hij aan titels heeft verzameld, is hij in de eerste plaats een mensenvriend gebleven, die graag aanwezig was en nog is bij hun feesten, op hun plechtigheden, waar zij feesten of rouwen, ... Naar hij zelf zegt was hij er graag nog eens ingevlogen. Maar hij is mijn eerste supporter geworden, die zijn steun ook open en bloot in mijn folder heeft neergeschreven. Ik ben daar blij en fier om. Niet iedereen kan zich dergelijke supporter dromen.

Ik citeer graag zijn steunbetuiging, zoals die ook in mijn folder te lezen is:

"De laatste maanden vroegen heel wat Ieperlingen spontaan of ik mijn politieke ervaring opnieuw ten dienste wilde stellen van de stad Ieper; ik had er wel zin in, maar tenslotte heb ik het niet gedaan.

Dit geeft mij de gelegenheid om voluit mijn steun te geven aan mijn broer Jan Breyne. Hij heeft in zich alle kwaliteiten, die een politieker volgens mij moet hebben: grote inzet en enorme ervaring in het stadsbestuuur, open en verdraagzaam, oprecht, onbaatzuchtig, sociaal bewogen. Velen kunnen getuigen dat hij voor de stad veel moeilijke dossiers heeft opgelost, bescheiden maar efficiënt, en 100 % loyaal. Hij ligt aan de basis van "Ieper Vredesstad", maar hij is in het stadsleven ook altijd een vredestichter geweest.
Geef hem uw voorkeurstem, hij verdient het. Hij staat nr. 28 op lijst CD&V-NVA.

Paul Breyne
Gewezen Burgemeester
Ere-Gouverneur"

(op de foto: een prettig moment met niks dan lachende gezichten: Prinses Mathilde, Paul en ik)

 
Foto
Het stond in een klein hoekje in mijn krant: “Toerismesector in Westhoek tevreden over zomer”. En verder: “De
toeristische sector  is tevreden over de zomer. Juli was goed, augustus nog beter. Dat zegt het provinciebedrijf
Westtoer aan het einde van de vakantie. Vooral Ieper beleefde topdagen dankzij de heropening van het In Flanders Fields Museum en de komst van Villa Vanthilt. De Westhoek-regio kan terugblikken op een geslaagd zomerseizoen”.
 
 
Telkens ik dergelijk bericht lees overvalt mij een gevoel van tevredenheid en trots. Ik voel mij nog altijd betrokken bij alles wat er op toeristisch vlak in Ieper gebeurt. Het was mijn eerste job in 1972: directeur van de toeristische dienst. Toen was de dienst nog met drie mensen bemand en we kregen verschillende supplementaire jobs om ons bestaan te verantwoorden: naast toerisme sensu stricto waren wij belast met de culturele programmatie (er was nog geen cultuurdienst), met de informatieverschaffing aan de bevolking (er was nog geen communicatiedienst), met het schrijven van speechen, met het protocol bij grote plechtigheden, met de ontvangst van oudstrijders (en toen waren er nogal wat !), … 

Amper enkele jaren eerder –in 1958- had het stadsbestuur de beslissing genomen om een toeristisch attaché aan te duiden. Er waren ongetwijfeld mensen toen, die deze aanwerving hebben betwist en die twijfelden aan het nut ervan. Is “feesten” en “reizen” wel een opdracht van een openbaar bestuur ? Maar mijn voorganger, Roland Annoot, heeft zich in zijn job vastgebeten en de basis gelegd van een schitterend verhaal. Ik mocht hem opvolgen in 1972, omdat Roland directeur van Westtoerisme was geworden. Een broekje van 22 jaar was ik, nog nagenietend van het studentikoze bestaan van de voorgaande jaren. Ook ik wilde mijn stempel drukken en de toeristische dienst werd onmisbaar in het stadsleven. De eerste kleurenfolder rolde van de persen, de eerste gerichte promotiecampagne in het buitenland werd opgezet, de Kattenstoet werd geactualiseerd, we mochten de Europese finale van “Spel zonder Grenzen”organiseren op de Grote Markt, … Het was een schitterende tijd… tot nieuwe verantwoordelijkheden mij riepen en Johan Martin mij opvolgde. Johan was een meester in zijn vak en bouwde voort aan Iepers toeristisch verhaal. Maar hij bleef niet lang want ook hij werd door Westtoerisme weggelokt. Peter Slosse is dan gekomen en Peter is er vandaag nog. Hij heeft -met veel realiteitszin -van de “toeristische kerk” een kathedraal gemaakt. Vandaag is de dienst toerisme een schitterende en hardwerkende groep gedreven mensen. De zakelijke leiding van het In Flanders Fieldsmuseum ligt eveneens in Peters handen. En ook de grootste scepticus zal getuigen dat dit een ongelooflijk succesverhaal is
geworden. Als je ziet waar we vandaan komen mag je gerust van een toeristisch wonder spreken !

Dat berichtje in de krant toont dat Ieper toeristisch nog altijd in de lift zit. En wanneer ikzelf ook zo blij ben met dit bericht, dan is het ook een beetje omdat een boom alleen kan groeien als de wortels goed en gezond zijn. En aan die wortels mocht ik meewerken, en daar ben ik fier op. Apetrots !

(op bovenstaande foto zie je Johan Martin, Peter Slosse en mezelf, of veertig jaar toerisme in Ieper. Onze
“stamvader” Roland Annoot is enkele jaren geleden
overleden).